Zoals iedere dinsdagavond liep ik langs de kade om zaken te doen. Nu doe ik zo’n gevaarlijke dingen niet meer, maar goed, dinsdag was een goeie dag voor zaken want dan meerde de Pravda aan. Niet de krant, de olietanker uit Odessa met zijn achtersteven vol matrozen die popelden naar mijn business.
Knappe jongens waren het, donderse bliksems met spieren en stoppelbaarden, maar helaas, met waardeloze roebels, weinig dollars dus, en een zweetlucht die een revolutie kon doen uitbreken. Daarom verwees ik hen door naar mijn business associates die in mijn kielzog op verdere mijlpalen gezeten snakten naar werk, en naar de Vodka van de matrozen.
Persoonlijk handelde ik liever met de kapitein van de Pravda, Igor Stroganov, en zijn stuurmannen, Sacha Smirnov en Petja Gorbatchov, geen familie van. Zij hielden er, laat ons zeggen, een andere levenshygiëne op na, een gesofistikeerdere manier van zaken doen. Zij dronken Krimchampagne en waren ook muzikaal begaafd, er was altijd iemand van hun drieën die op de balalaïka speelde. Zo heb ik menig droevig Russisch lied leren kennen, zoals dat over de heuvels van Mantsjoerije bijvoorbeeld. Dat lied is zo droevig dat je meteen naar de Vodka grijpt, reclamemensen hadden daar hun slag kunnen mee slaan maar toen mocht dat nog niet, van de partij. En daar had de partij ongelijk. Want nu mag het wél en ziet hoe voortvarend het met Moskou gaat. Maar ik dwaal af.
Die dinsdagavond dus, daar langs de kade, plots een plof in het water en dan niets. Stilte, silencio, ticho vokrug.
In de kapiteinskajuit doe ik weer gouden zaken. Sacha en Petja spelen een balalaïkaduet.
De kapitein knelt ineens mijn handen in de zijne, kijkt diep in mijn ogen en zegt: “Masja, ik moet je iets vragen, iets uit het diepst van mijn hart, iets...iets van levensbelang”.
“Hoho, denk ik, daar heb je het, de communist wil naar het Westen vluchten”.
“Masja, zegt hij en hij knelt mijn handen nog harder, mijn vingertoppen zien wit. “Masjenka moja, we doen nu al zolang zaken samen die ik met niemand anders kan doen, toch niet zoals wij het doen. Ik ben gesteld op je geraakt, daarom valt het mij moeilijk jou dit te vragen. Je weet niet hoé moeilijk. Maar je moet me eerlijk antwoorden ”.
“Vooruit met de geit man, denk ik, stel ze dan je vraag. Maar het antwoord is neen, je komt niet bij mij onderduiken, en neen, geen schijnhuwelijk met jou”.
“Heb je vanavond iets gehoord of gezien Masja?”.
“Ik heb vanavond veel gehoord en gezien, Igor Stepanovitsj Stroganov”.
“Natuurlijk, maar ik bedoel, iets op de kade?”.
“Op de kade heb ik iets in het water horen vallen maar ik kon niet zien wat het was”.
“Dus Masja, je hebt iets horen vallen maar je kon niet zien wat het was?”.
“Neen, het was te donker Igor”.
Knappe jongens waren het, donderse bliksems met spieren en stoppelbaarden, maar helaas, met waardeloze roebels, weinig dollars dus, en een zweetlucht die een revolutie kon doen uitbreken. Daarom verwees ik hen door naar mijn business associates die in mijn kielzog op verdere mijlpalen gezeten snakten naar werk, en naar de Vodka van de matrozen.
Persoonlijk handelde ik liever met de kapitein van de Pravda, Igor Stroganov, en zijn stuurmannen, Sacha Smirnov en Petja Gorbatchov, geen familie van. Zij hielden er, laat ons zeggen, een andere levenshygiëne op na, een gesofistikeerdere manier van zaken doen. Zij dronken Krimchampagne en waren ook muzikaal begaafd, er was altijd iemand van hun drieën die op de balalaïka speelde. Zo heb ik menig droevig Russisch lied leren kennen, zoals dat over de heuvels van Mantsjoerije bijvoorbeeld. Dat lied is zo droevig dat je meteen naar de Vodka grijpt, reclamemensen hadden daar hun slag kunnen mee slaan maar toen mocht dat nog niet, van de partij. En daar had de partij ongelijk. Want nu mag het wél en ziet hoe voortvarend het met Moskou gaat. Maar ik dwaal af.
Die dinsdagavond dus, daar langs de kade, plots een plof in het water en dan niets. Stilte, silencio, ticho vokrug.
In de kapiteinskajuit doe ik weer gouden zaken. Sacha en Petja spelen een balalaïkaduet.
De kapitein knelt ineens mijn handen in de zijne, kijkt diep in mijn ogen en zegt: “Masja, ik moet je iets vragen, iets uit het diepst van mijn hart, iets...iets van levensbelang”.
“Hoho, denk ik, daar heb je het, de communist wil naar het Westen vluchten”.
“Masja, zegt hij en hij knelt mijn handen nog harder, mijn vingertoppen zien wit. “Masjenka moja, we doen nu al zolang zaken samen die ik met niemand anders kan doen, toch niet zoals wij het doen. Ik ben gesteld op je geraakt, daarom valt het mij moeilijk jou dit te vragen. Je weet niet hoé moeilijk. Maar je moet me eerlijk antwoorden ”.
“Vooruit met de geit man, denk ik, stel ze dan je vraag. Maar het antwoord is neen, je komt niet bij mij onderduiken, en neen, geen schijnhuwelijk met jou”.
“Heb je vanavond iets gehoord of gezien Masja?”.
“Ik heb vanavond veel gehoord en gezien, Igor Stepanovitsj Stroganov”.
“Natuurlijk, maar ik bedoel, iets op de kade?”.
“Op de kade heb ik iets in het water horen vallen maar ik kon niet zien wat het was”.
“Dus Masja, je hebt iets horen vallen maar je kon niet zien wat het was?”.
“Neen, het was te donker Igor”.
“Het was het anker, Masja! Heb je mij goed verstaan! Het anker!”.
`
9 opmerkingen:
Alcohol, muziek en zaken doen op boten. Gevaarlijk maar o zo plezant.
Het verhaal verankerde me.
Blij dat je de trossen hier effe komt losgooien Koen.
als ik dat hier lees... dat soort dialoog, dan vrijwel terstond denk ik aan de dialogen die ik terugvond in 'Demonen', 'Oblomow' of 'Dode Zielen' en dan weten we dat we ons anker moeten smijten in 'Oorlog en Vrede'. O, en die zouden we stervend van de honger moeten lezen, ik weet het. Maar ben gelukkig met uw aperitiefje hier in de haven, langs de kade Masjenka :)
Het kon ook een knipoog naar Laurel en Hardy zijn natuurlijk. Maar gelukkige klanten hier in de haven, dat is ons motto Didier Mauriskovitsj!
Laat me even raden wat je daar stond te verkopen: Belgische chocolade?
Didier, ben jij ook een tevreden klant bij Masjenka De Kade?
Hallo Masjenka,
Het commentaar van DidierMaurice lijkt me het meest redelijk. Maar hoe kom je erbij, ik bedoel, echt, die prachtige foolness.
(Je kunt schrijven, of je kunt het niet, dat is ook weer waar.)
Schrijf je ook naar die prachtige laatste zin tóe?
Dag Ben, blij dat je daar om vraagt want ik weet zelf ook niet hoe het werkt.
Die foolness zit er van nature wel al een beetje in, voor iedere gram ernst moet er een korrel humor bij, anders hou ik het niet uit. Dat hoeft geen bekketrekken te zijn, de humor kan ook in een kommaatje zitten, of een tragische zinswending.
Bij dit verhaaltje zat enkel deze beginzin in mijn hoofd: 'die avond liep ik langs de kade'. Meer wist ik nog niet, zeker niet de afloop.
Wat kan een meisje 's avonds zoal langs de kade doen? Gaat ze zich verdrinken? Hoe kan ze het verhaal dan nog vertellen? Neen, ze tippelt. En dan word ik gewoon zélf die vrouw, die haar verhaal doet zonder de dingen bij hun naam te noemen,maar ik put natuurlijk wél uit mijn persoonlijke databank, uit mijn leven als Russische Olietanker bijvoorbeeld.
Slotzinnen komen vanzelf in groepjes aankloppen, maar ik laat er slechts ééntje binnen.
Zo is het bij mij ook, Masjenka. Ik heb al een titel, da’s natuurlijk een onschatbaar voordeel. Die titel zit al in mijn vorige stukje, dus dat is machtig makkelijk!
Daar hoef ik me nooit druk om te maken. Maar de laatste zin of de laatste zinnen, daar zit ik me elke dag om te bezorgen.
Een reactie posten