Aan het eind van de Kerkstraat, niet ver van de Dender, was er een cinemaatje dat Ciné Albert heette. ’s Winters was het er fris, je hield er beter je mutsje op , maar je kocht toch een zakje ijspralines van het zakgeld dat je op zondag van oma had gekregen. Tien frank voor vijf vanille ijsballetjes in een chocoladejasje, van Artic. Het hoorde erbij.
De verkoopster had een grappig hoedje op en ze lachte altijd. Ze lachte meer dan andere mensen die ik kende en ze stelde je iedere keer voor de fundamentele keuze: ‘mét of zonder nootjes’. Dat waren van die zeldzame seconden dat je eens mócht kiezen en je koos altijd mét, want mét leek méér dan zonder.
We zaten op houten klapstoelen die piepten als je bewoog en het scherm hing boven een podium. Voor het podium hingen twee dikke rode gordijnen en voor die gordijnen stond een houten bakje dat op een radio leek. Daar kwamen de stemmen uit, de reclame voor de ijspralines van Artic, en de muziek.
De lichten gingen uit, gordijnen schoven open, het witte scherm verscheen, en dan gebeurde het. Dan kwam de magie. Je had nog geen besef van goed en kwaad, van slechte en goeie film. Je was gewoon blij dat het doek openging en dat iedereen eindelijk eens zijn snater hield.
Ik weet nog die kerstvakantie dat Sneeuwwitje werd gedraaid. Een zondagnamiddag. Eenmalige voorstelling, er werd allang op voorhand over gepraat in de klas en bij de kruidenier.
De verkoopster had een grappig hoedje op en ze lachte altijd. Ze lachte meer dan andere mensen die ik kende en ze stelde je iedere keer voor de fundamentele keuze: ‘mét of zonder nootjes’. Dat waren van die zeldzame seconden dat je eens mócht kiezen en je koos altijd mét, want mét leek méér dan zonder.
We zaten op houten klapstoelen die piepten als je bewoog en het scherm hing boven een podium. Voor het podium hingen twee dikke rode gordijnen en voor die gordijnen stond een houten bakje dat op een radio leek. Daar kwamen de stemmen uit, de reclame voor de ijspralines van Artic, en de muziek.
De lichten gingen uit, gordijnen schoven open, het witte scherm verscheen, en dan gebeurde het. Dan kwam de magie. Je had nog geen besef van goed en kwaad, van slechte en goeie film. Je was gewoon blij dat het doek openging en dat iedereen eindelijk eens zijn snater hield.
Ik weet nog die kerstvakantie dat Sneeuwwitje werd gedraaid. Een zondagnamiddag. Eenmalige voorstelling, er werd allang op voorhand over gepraat in de klas en bij de kruidenier.
Alle kinderen van ons stadje stonden aan te schuiven, het was drummen en duwen aan de kassa, met snotneuzen en sneeuwballen. Madame Albert kreeg een zenuwinzinking achter haar loket en kroop uit haar hokje. “Allemaal éen voor één, schreeuwde ze als een kalkoen, allemaal braaf op het voetpad op een rij! Dat ik geen sneeuwbal meer zie! En zwijgen alstublieft!”.
Het zaaltje barstte van de uitgelaten kinderen, het ging er luid aan toe, maar toen de rode gordijnen openschoven, gebeurde het weer. Stilte, verwachting in de hartjes. En er gebeurde ook iets met mij, iets dat ik nog altijd meedraag.
Het was nog de tijd van de voorfilmpjes. Na het voorfilmpje was er plaspauze en kwam de Artic dame weer. Ik weet niet hoeveel voorfilms ik gezien heb maar die zondagnamiddag, vóór Sneeuwwitje, zag ik voor het eerst in mijn leven den Dikken en den Dunnen spelen en ontdekte ik een gevoel dat ik nog nooit had meegemaakt. Ik moest een half uur lang zo verschrikkelijk lachen dat ik daar een ganse week gelukkig van liep. En alle kinderen in de cinema lachten even hard mee, tranen van het lachen, kaakjes en buikjes deden zeer. Achteraf werd nog lang verteld over het legendarische kindergelach dat te horen was tot voorbij de kerk. Het was een intens gelukkig moment geweest in Dendermonde.
Het leven leidde me ver van Ciné Albert maar ik ben altijd in de buurt blijven hangen van zachtmoedige mensen zonder sterallures die mij doen lachen. En van Stan Laurel en Oliver Hardy, of course.
Twee jaar geleden werden me and my pals, Koen en Yves, lid van ‘Me and my Pal’, de Laurel&Hardy tent in Lede. Daar worden we vier keer per jaar door onze Grand Sheik Mark in de watten gelegd met filmpjes en drankjes tijdens de pauze, met of zonder stukske taart. Met vier keer een tijdschrift in de bus vol foto's en weetjes over onze helden, zelfs een kruiswoordraadsel stelt hij voor ons op, daar heeft hij een speciaal programmaatje voor gekocht. Soms zet hij de grappige fez uit Sons of the Desert op zijn kop.
En daar zitten we dan, vijftig grote kinderen - sommigen helemaal uit Amsterdam - in zaal Intermezzo te wachten op het beginmelodietje. Voor de pauze twee kortfilmpjes, daarna een lekkere lange. Nog altijd legendarisch te lachen. Gedeeld lachen telt in ‘t kwadraat.
“Tell me that again Stanley…”
Well, if you feel you need a laugh, and you are on your own, you better go to a big square room and multiply with many fools on a chair, looking at two other fools, and…
Het zaaltje barstte van de uitgelaten kinderen, het ging er luid aan toe, maar toen de rode gordijnen openschoven, gebeurde het weer. Stilte, verwachting in de hartjes. En er gebeurde ook iets met mij, iets dat ik nog altijd meedraag.
Het was nog de tijd van de voorfilmpjes. Na het voorfilmpje was er plaspauze en kwam de Artic dame weer. Ik weet niet hoeveel voorfilms ik gezien heb maar die zondagnamiddag, vóór Sneeuwwitje, zag ik voor het eerst in mijn leven den Dikken en den Dunnen spelen en ontdekte ik een gevoel dat ik nog nooit had meegemaakt. Ik moest een half uur lang zo verschrikkelijk lachen dat ik daar een ganse week gelukkig van liep. En alle kinderen in de cinema lachten even hard mee, tranen van het lachen, kaakjes en buikjes deden zeer. Achteraf werd nog lang verteld over het legendarische kindergelach dat te horen was tot voorbij de kerk. Het was een intens gelukkig moment geweest in Dendermonde.
Het leven leidde me ver van Ciné Albert maar ik ben altijd in de buurt blijven hangen van zachtmoedige mensen zonder sterallures die mij doen lachen. En van Stan Laurel en Oliver Hardy, of course.
Twee jaar geleden werden me and my pals, Koen en Yves, lid van ‘Me and my Pal’, de Laurel&Hardy tent in Lede. Daar worden we vier keer per jaar door onze Grand Sheik Mark in de watten gelegd met filmpjes en drankjes tijdens de pauze, met of zonder stukske taart. Met vier keer een tijdschrift in de bus vol foto's en weetjes over onze helden, zelfs een kruiswoordraadsel stelt hij voor ons op, daar heeft hij een speciaal programmaatje voor gekocht. Soms zet hij de grappige fez uit Sons of the Desert op zijn kop.
En daar zitten we dan, vijftig grote kinderen - sommigen helemaal uit Amsterdam - in zaal Intermezzo te wachten op het beginmelodietje. Voor de pauze twee kortfilmpjes, daarna een lekkere lange. Nog altijd legendarisch te lachen. Gedeeld lachen telt in ‘t kwadraat.
“Tell me that again Stanley…”
Well, if you feel you need a laugh, and you are on your own, you better go to a big square room and multiply with many fools on a chair, looking at two other fools, and…