zaterdag 19 december 2009

Baden-Baden Bitte

Om half twee heb ik afspraak op het Casinoplatz met Dostojevski voor een kopje thee. Tenminste, ik neem koffie.
Bij ‘Das Bistro’ staan de stoeltjes buiten, ik heb ze gisteren gezien, en als ze er gisteren stonden dan vandaag zeker, want het weer is nog beter, nog zonniger met slechts af en toe een wolk. Dat wil dus zeggen dat we straks buiten kunnen zitten Fjodor en ik, dat zou ik heel prettig vinden want ik ben graag buiten op zonnige namiddagen. Geen haar op mijn hoofd wil in zo’n donkere Stube gaan zitten als de zon schijnt en de stoeltjes buiten staan want daar kan je dagblind van worden. Je merkt het niet meteen, zolang je zit vind je alles normaal, het effect laat zich pas later voelen.
Ik heb het vroeger meegemaakt dat ik om redenen buiten mijn wil namiddagen moest spenderen aan cafépraatjes in het halfdonker terwijl buiten de zon aan het schijnen was. Ach er zat best geestige praat tussen maar wanneer ik dan weer buiten stond dan voelde ik mij als van tien vampiers gebeten. Dan kwam het met mijn dag niet meer goed.
Maar niet iedereen houdt ervan om buiten te zitten natuurlijk en daar moet je je aan aanpassen. Er zijn mensen die geen zuchtje wind verdragen, er zijn er die gaan niezen van frisse lucht of puisten krijgen van zonlicht. Het is vanzelfsprekend en menslievend dat we ons naar zulke mensen plooien, maar ik vrees dat het straks met Dostojevski weer precies hetzelfde zal zijn.
Hij zal een krant onder zijn arm knellen, of toch iets van papier. Hij zal er bleek uitzien in zijn grijs kostuum, oud voor zijn leeftijd. Hij zal geen lotion dragen, hij zal weer een beetje naar oude Rus en zuurkool ruiken. Oude Russen hebben iets met zuurkool, ze zijn er mee opgegroeid, ze vinden het lekker en vaderlands. Hier in Baden-Baden heeft praktisch elk restaurant zijn zuurkoolschotel op het menu, daarom loopt het hier vol oude Russen denk ik. Een betere verklaring heb ik er niet voor, ze komen toch niet allemaal voor het casino. Casino’s vind je overal, maar een casinorestaurant met zuurkool op het menu dat hebben ze alleen in Baden-Baden, zeker weten.
We zullen elkaar begroeten door onze rechterhanden te schudden en hij zal me niet in de ogen kijken, hij zal even verlegen en vermoeid zijn als ik. Maar ik moet weer de stoere zijn, ik moet weer glimlachen en goocheltoeren om door zijn Petersburgs ijs te breken. Want dat is wat hij van mij verwacht, denk ik. Dat ik een stukje van zijn ijs breek of er op z’n minst een rondje op schaats. Iets anders kan het niet zijn, ik heb hem niet veel te bieden.
Hij zal binnen willen zitten, je zal dat zien, terwijl hij in zijn toestand toch beter eens buiten zou zijn, zeker op een dag als vandaag. Een zondag, aangenaam warm met slechts een lichte bries uit het zuidwesten.
We zullen veel zwijgen, onze lepeltjes in onze kopjes doen walsen, aan onze servetjes frullen. We zullen intens non-verbaal communiceren en dat is maar goed ook, want mijn Russisch lijkt nergens op en op zijn Frans staat meer haar dan op zijn hoofd. De weinige woorden die we spreken zullen opgaan in caférumoer en morgenvroeg vergeten zijn. We zullen niet doorhebben hoe zwaar de muren en het plafond op ons wegen.
Maar we zullen elkaar wel weer mogen, zonder te weten waarom. De ganse tijd zullen we ons afvragen waarom. We zullen spijt hebben en tegelijk opgelucht zijn bij het afscheid. ‘Hou je goed, tot volgend jaar misschien’, zullen we zeggen. Ik geef hem een schouderklopje, hij raakt mij niet aan. Hij salueert me met zijn krant.
Ik hoop echt dat Dostojevski straks eens buiten wil zitten, al was het maar voor één keer.