dinsdag 25 augustus 2009

Summertime

De zomer was zo heet dat zelfs het koren smolt, wat men normaal van koren niet zou verwachten. Heet koren vat vlam, maar smelten doet het niet.
Water kwam uit druppelglaasjes, met mondjesmaat. Wijn en bier regeerden, de nadorst was groot, bij valavond zat je al met de kater van de morning after.
Niets of niemand had nog zin om te groeien, behalve de distels en de auto-industrie. Pruimen hingen gedroogd aan de pruimelaar en de appels hadden rimpels. Kakkerlakken koloniseerden het containerpark.
Koeien herkauwden smeltend koren tot in den treure, hun uiers zochten naar een functie.
Er was geen wind, de zeilen bliezen uit, de bomen zwegen. Alles zweeg, het had zijn voordeel. Alleen, het zingen miste ik.
Zweet en tranen waren dampkring, we waren pekelharingen in de put van vrouw Holle. De koelkast werd onze beste vriend. Haar industrie groeide onbewust en airco’s uit Australië floreerden. Wat waren we milieubewust.
Er waren paarden en schapen die stierven bij gebrek aan stal en schaduw, want mensen, zie wat jullie met schapen en paarden durven doen.
Boeken brachten verkoeling bij het bladeren, en bladeren hielden zich vast aan de takken van de bomen. Zelfs cirkels bleven niet rond, ze hingen als ellipsen aan hun wasdraden die van zichzelf al uitgerekt waren.
Mollen en vleermuizen bleven blind, zoals alles wat onder de grond leeft of in kerktorens zucht.
En ik? Ik vervloekte de zon en telde de bloedende seconden van mijn dagen tot het grote onweer. Tot de verlossende regenval.

vrijdag 14 augustus 2009

Wie last heeft van hemorroïden lijdt in stilte..

‘Kijk jongen’, zei Erik Gustavson tegen de kleine Mats. ‘Hier zie je een duidelijk voorbeeld van sublimatie’.
Erik strekte zijn stramme armen naar de bovenste bloem op een lange stokroos uit. Hij glimlachte.
Hij boog de stokroos met de bloem naar het kleine gezichtje van de kleine Mats en zei :’Kijk Mats, kijk jongen…kijk…wat zie je?’.
‘Ik zie een beest Erik, een beest! En het heeft haartjes!’.
‘Omdat dat beest een bij is jongen. Hier zien we een wezenlijk verschil tussen de bij en de wesp. De bij heeft haartjes, de wesp heeft er geen’.
‘Ben jij een wesp Erik?’.
‘Neen jongen ik ben geen wesp. Ik ben een mens. Maar nu je ‘t vraagt, wat voor een mens ben ik eigenlijk Mats? Een mens die veel denkt , denk ik. En daar valt je haar wel eens van uit. Maar wat zie je nog Mats?’.
‘Ik zie vleugeltjes’.
‘Dat heb jij goed gezien jongeman, bijen hebben vleugeltjes, wespen ook. Dus daar heb je alweer een bewijs dat ik geen wesp ben. Ik heb geen vleugeltjes. Maar wat zie je nog?’.
‘Het maakt lawaai Erik! Het maakt lawaai!’.
‘Maar wat zié je nog Mats? Buiten die bij die lawaai maakt met haar vleugeltjes...’
‘Oh ja, nu zie ik het Erik! Ik zie een bloem, een bloem met rode blaadjes’.
‘Het zijn roze blaadjes Mats, rood is donkerder dan roos, zoals die rode petunia’s daar..zie je ze Mats?’
‘Ik zie tante Frida wuiven achter de rode punia’s Erik’.
‘Maar wat zie je in deze roze bloem hier Mats? Kijk, wat doet die bij precies?’
‘De bij plakt aan de bloem en ze maakt lawaai’.
‘Plakt de bij echt aan de bloem, Mats? Kijk goed en denk goed na. Waaraan plakt de bij?’.
‘Van denken valt ons haar uit Erik’.
‘Niet bij iedereen jongen, niet bij iedereen. En er zijn ook mensen die zonder denken hun haar verliezen hoor. Kijk maar naar Hölle Frasen bijvoorbeeld, van zijn twintigste geen haar meer op zijn kop, maar ik zweer je dat hij nooit een originele gedachte heeft gedacht. Puur kuddegevoel Mats, puur kudde…’.
‘Doet dat pijn Erik?’.
‘Wat jongen?’.
‘Dat denken?’.
‘Soms doet het pijn ja. Maar smart kan je ’t niet noemen. ‘t Is eerder iets als zadelpijn onder je schedel, soms als een schop tegen je schenen in een voetbalmatch tussen twee gedachteploegen. Hoe kan ik jou dat uitleggen Mats, hoe kan ik het uitleggen…’.
‘Tante Frida wuift weer…’.
‘Je hoeft nooit bang te zijn van denken lieve jongen, integendeel weet je…je bent geen bij of geen hond, je bent een mens. Begrijp je me Mats, een mens. En er zijn dingen die veel meer pijn doen dan denken…’.