“Moet dat nu echt schat?”, vroeg Rebecca die middag.
Ja Bekkie het moet, zuchtte Jean-Jacques terwijl hij eventjes de p.c verliet om zijn tweede pakje Gauloise Blonde en zijn vierde Jack Daniels aan te snijden.
En daarbij Bekkie, je weet dat ik dit niet alleen voor mezelf doe. Ik doe het voor ons, voor ons geheim landgoed in de Provence en voor…
“Ik zou liever een appartement in Tenerife hebben”
Goed, voor ons appartement in Tenerife dan, en voor mijn lezers. Die moet je warm houden, anders zijn ze je zo vergeten. Kijk maar naar Reve, gestopt met schrijven en meteen vergeten.
“Reve is dood”
Ja, dat weet ik Bekkie, Reve is dood. En Carmiggelt is ook dood, Wolkers, Claus, allemaal dood, gestopt met schrijven dus. Stoppen of doodgaan, dat is hetzelfde. Want wie leest hen nu nog? Alleen Tom Lanoye leest nog een beetje Claus, maar dat gaat vanzelf wel over.
“Elsschot wordt nog gelezen”
En waarom denk jij dat Bekkie?
“Omdat er een bon in het Laatste Nieuws staat. Elke week een boek voor maar vier euro. Deze week is het Kaas”
Mensen kopen Kaas voor op de plank Bekkie, dat stààt mooi, zo’n Elsschot op de plank. Ze zien de film en kopen dan pas het boek, voor de plank. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?
“Maar dat roken en dat drinken, moet dat nu echt zoveel schat? Kan het niet wat minder?”
Neen Bekkie het kan niet minder. Een goed schrijver drinkt, en waar een glas is, is rook en vieze versa.
“Als je zo doorgaat ga je dood, dan word je niet meer gelezen”
Ik heb nog al de tijd. Ik zit nog maar net over de helft van Carmiggelt en Bukovski, die jongens hebben het lang getrokken hoor, de ene op de Jenever, de ander op de Vodka. Ik drink tenminste gezond spul.
“Brusselmans is gestopt met drinken”
Brusselmans, Brusselmans, effe serieus blijven Bekkie. We hebben het hier over literatuur.
“En Dimitri Verhulst dan? Die is zelfs gestopt met roken”
Dimitri heeft een slechte jeugd gehad Bekkie, een alcoholieke vader. Dat helpt, dat geeft een voorsprong bij het schrijven. Ik niet. Dronk mijn pa maar minder Spa, denk ik soms. Dan was mijn roman allang af en verfilmd. Dan zaten we nu in de Provence Bekkie.
“In Tenerife”
Of in Tenerife.
“En Dostojevski dan? Die kwam van een goeie familie en heeft tóch veel geschreven”
Dostojevski mócht niet drinken met zijn epilepsie.
“Met wie?”
Ach Bekkie toch Bekkie toch. Hoe vaak heb ik je ook al niet uitgelegd dat véél schrijven niet noodzakelijk goéd schrijven is. Dostojevski is goed vertààld, maar je moest eens weten hoe slecht die man punctueerde, hoe krom zijn zinnen soms stonden. En dan die bladzijden lange beschrijvingen die iedereen gewoon overslaat. Wat interesseert het ons verdomme welk hoofddoekje Poelcheria Alexandrovna die dag droeg, of hoe dik de wenkbrauwen van Raskolnikov wel waren. Dat was het cliché van de dag: een moordenaar, al bedoelt hij het nog zo goed, moést dikke wenkbrauwen hebben.
“Stalin had dikke wenkbrauwen. En Bush, die heeft ze nog altijd”
Ja, en Groucho Marx ook! Wat ik wil zeggen Bekkie is dat ik De Karamazovs vier keer minder dik kan schrijven. Een democratische pocket met een lekker lettertype.
“Ze zeggen dat Bush zijn wenkbrauwen epileert”
Weet je hoe eenzaam ik mij soms voel Bekkie als je dat soort vrouwendingen zegt.
“En Mulish dan?”
Epileert die zijn wenkbrauwen ook misschien! Tiens, dat zou mij niks verwonderen.
“Neen, Mulish, die rookt toch ook! En je zegt altijd dat die schrijft met een stok in zijn gat”
Mulish rookt niet. De pijp is er alleen maar voor de camera.
“Ik kwam eigenlijk vragen wat je wil eten”
Doe maar iets vegetarisch. Een spinazieburger met frietjes. Geen mayonaise, ketchup.
“Wat dacht je van iets gezonds? Een stukje zalm met een slaatje”
Met frietjes?
“Geen frietjes. Gekookte patatjes”
Moet dat nu echt schat?
Ja Bekkie het moet, zuchtte Jean-Jacques terwijl hij eventjes de p.c verliet om zijn tweede pakje Gauloise Blonde en zijn vierde Jack Daniels aan te snijden.
En daarbij Bekkie, je weet dat ik dit niet alleen voor mezelf doe. Ik doe het voor ons, voor ons geheim landgoed in de Provence en voor…
“Ik zou liever een appartement in Tenerife hebben”
Goed, voor ons appartement in Tenerife dan, en voor mijn lezers. Die moet je warm houden, anders zijn ze je zo vergeten. Kijk maar naar Reve, gestopt met schrijven en meteen vergeten.
“Reve is dood”
Ja, dat weet ik Bekkie, Reve is dood. En Carmiggelt is ook dood, Wolkers, Claus, allemaal dood, gestopt met schrijven dus. Stoppen of doodgaan, dat is hetzelfde. Want wie leest hen nu nog? Alleen Tom Lanoye leest nog een beetje Claus, maar dat gaat vanzelf wel over.
“Elsschot wordt nog gelezen”
En waarom denk jij dat Bekkie?
“Omdat er een bon in het Laatste Nieuws staat. Elke week een boek voor maar vier euro. Deze week is het Kaas”
Mensen kopen Kaas voor op de plank Bekkie, dat stààt mooi, zo’n Elsschot op de plank. Ze zien de film en kopen dan pas het boek, voor de plank. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?
“Maar dat roken en dat drinken, moet dat nu echt zoveel schat? Kan het niet wat minder?”
Neen Bekkie het kan niet minder. Een goed schrijver drinkt, en waar een glas is, is rook en vieze versa.
“Als je zo doorgaat ga je dood, dan word je niet meer gelezen”
Ik heb nog al de tijd. Ik zit nog maar net over de helft van Carmiggelt en Bukovski, die jongens hebben het lang getrokken hoor, de ene op de Jenever, de ander op de Vodka. Ik drink tenminste gezond spul.
“Brusselmans is gestopt met drinken”
Brusselmans, Brusselmans, effe serieus blijven Bekkie. We hebben het hier over literatuur.
“En Dimitri Verhulst dan? Die is zelfs gestopt met roken”
Dimitri heeft een slechte jeugd gehad Bekkie, een alcoholieke vader. Dat helpt, dat geeft een voorsprong bij het schrijven. Ik niet. Dronk mijn pa maar minder Spa, denk ik soms. Dan was mijn roman allang af en verfilmd. Dan zaten we nu in de Provence Bekkie.
“In Tenerife”
Of in Tenerife.
“En Dostojevski dan? Die kwam van een goeie familie en heeft tóch veel geschreven”
Dostojevski mócht niet drinken met zijn epilepsie.
“Met wie?”
Ach Bekkie toch Bekkie toch. Hoe vaak heb ik je ook al niet uitgelegd dat véél schrijven niet noodzakelijk goéd schrijven is. Dostojevski is goed vertààld, maar je moest eens weten hoe slecht die man punctueerde, hoe krom zijn zinnen soms stonden. En dan die bladzijden lange beschrijvingen die iedereen gewoon overslaat. Wat interesseert het ons verdomme welk hoofddoekje Poelcheria Alexandrovna die dag droeg, of hoe dik de wenkbrauwen van Raskolnikov wel waren. Dat was het cliché van de dag: een moordenaar, al bedoelt hij het nog zo goed, moést dikke wenkbrauwen hebben.
“Stalin had dikke wenkbrauwen. En Bush, die heeft ze nog altijd”
Ja, en Groucho Marx ook! Wat ik wil zeggen Bekkie is dat ik De Karamazovs vier keer minder dik kan schrijven. Een democratische pocket met een lekker lettertype.
“Ze zeggen dat Bush zijn wenkbrauwen epileert”
Weet je hoe eenzaam ik mij soms voel Bekkie als je dat soort vrouwendingen zegt.
“En Mulish dan?”
Epileert die zijn wenkbrauwen ook misschien! Tiens, dat zou mij niks verwonderen.
“Neen, Mulish, die rookt toch ook! En je zegt altijd dat die schrijft met een stok in zijn gat”
Mulish rookt niet. De pijp is er alleen maar voor de camera.
“Ik kwam eigenlijk vragen wat je wil eten”
Doe maar iets vegetarisch. Een spinazieburger met frietjes. Geen mayonaise, ketchup.
“Wat dacht je van iets gezonds? Een stukje zalm met een slaatje”
Met frietjes?
“Geen frietjes. Gekookte patatjes”
Moet dat nu echt schat?